Vermist: Hubert Richter

Hubert Richter was een Duitse soldaat en raakte vermist tijdens de Tweede Wereldoorlog. In opdracht voor Stichting Erfgoed Eisden zoek ik naar informatie over wat er met hem gebeurde.

Zoektocht

Richters militair identiteitsbewijs of Soldbuch bevindt zich momenteel in het archief van de Stichting Erfgoed. Tot eind 2021 werd er ook het soldatenboekje bewaard van een andere Duitse soldaat, Josef Stadtmann. Na opzoekingswerk slaagde ik erin, nabestaanden van Stadtmann op te sporen.

Nu proberen we familie van Richter te vinden, om zijn soldatenboekje aan hen te bezorgen. Maar dat is niet zo simpel als het lijkt.

Zabrze/ Hindenburg

Richter wordt in 1912 geboren, in het huidige Zuid-Poolse Zabrze. Destijds ligt de stad nog in het Duitse Keizerrijk, er wonen zowel Polen als Duitsers. Vanaf 1915 krijgt de stad de naam Hindenburg O.S. (Oberschlesien – Opper-Silezië), genoemd naar de veldmaarschalk en latere rijkspresident Paul von Hindenburg. Als gevolg van oorlogen en conflicten in de loop van de 20e eeuw worden de grenzen van heel wat Europese landen, waaronder ook Polen en Duitsland, meermaals hertekend. Daardoor ligt Zabrze/ Hindenburg vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog eerst op Duits en daarna Pools grondgebied, een complex verleden.

Tussen 1933 en 1945 maakt Hindenburg deel uit van nazi-Duitsland. Vanaf begin ’45 slaan ook in Opper-Silezië talrijke Duitse burgers op de vlucht voor de opmars van het Sovjet-Russische leger. Later worden velen door de nieuwe autoriteiten in het na-oorlogse Polen het land uitgezet. Vanaf 1946 heet Hindenburg opnieuw Zabrze en is deel van zowel de Volksrepubliek als de huidige Republiek Polen. We weten dat Richter getrouwd was en kinderen had. Hebben ze Hindenburg/ Zabrze na de oorlog verlaten? Er kunnen dus nabestaanden zijn, maar waar ze nu leven, weten we niet.

Vermist

Wanneer Richter in dienst treedt van het Duitse leger, de Wehrmacht, is onduidelijk. Midden september 1944 raakt het spoor bijster. Richter behoort op dat moment tot een reserve-eenheid van het 184e Grenadier-Regiment. Waar en in welke omstandigheden komt hij om het leven? Zijn/ waren er mensen die meer weten?

Vooraleer de soldatenboekjes van Richter en Stadtmann overgedragen worden aan de Stichting Erfgoed Eisden, liggen ze decennia lang in het gemeentearchief van Maasmechelen. Werden de boekjes op het slagveld gevonden? Wie vond ze? Lagen ze in al eerder in het archief van één van de deelgemeenten voor de fusie in de jaren ’70?

De kans is groot dat Richter en Stadtmann tijdens de bevrijding van Maasmechelen tussen 14 en 18 september 1944 om het leven kwamen. Hun lichamen konden mogelijk niet geïdentificeerd worden of zijn nog steeds niet gevonden. Daarom werden beide mannen na de oorlog als vermist opgegeven.

De zoektocht naar Hubert Richter is een puzzel van fragmenten en vraagtekens. Maar we zoeken verder en sturen aanvragen naar archieven en zoekdiensten. De motivatie? Dat er ergens een familie is die bijna 80 jaar na de oorlog met dezelfde vragen zit als wij.

Fotobronnen: (boven) Stichting Erfgoed Eisden, (onder) Deutsche Rote Kreuz, Vermisstenbildlisten

Lotgenoten: deel 3: Josef

Een toevallige ontdekking

In een doos in het Maasmechelse gemeentearchief vind ik enkele jaren geleden twee soldatenboekjes. Ze staken ooit in het uniform van Hubert Richter en Josef Stadtmann, twee Duitse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog. Wie waren ze? Sneuvelden ze in Maasmechelen? Bij Stadtmanns Soldbuch vind ik een leren etuitje met daarin een helft van zijn identificatieplaatje.

In mijn hoofd gaan alarmbellen af, ik weet wat dat betekent. Wanneer een soldaat om het leven kwam, bleef het bovenste stuk van het plaatje, dat hij met een touwtje om zijn hals droeg, bij het lichaam. Het onderste stuk werd afgebroken en meegenomen om de verdere administratie rond de dood van de soldaat en het informeren van zijn familie in gang te zetten.

Informatie van de Duitse Oorlogsgravendienst (Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge e.V.) en het Duitse Rode Kruis over Richter en Stadtmann bevestigden mijn vermoedens: Grablage unbekannt (geen graf bekend), vermisst. Heeft Josef Stadtmann een graf? Er zijn eigenlijk maar twee pistes. Het is mogelijk dat hij nog steeds in het landschap begraven is, daar waar hij sneuvelde. Ofwel ligt hij op de Duitse militaire begraafplaats in Lommel in een onbekend graf. Daar werden na de oorlog Duitse soldaten begraven die in België gesneuveld waren. Maar wie vond Stadtmann dan? Wie brak het identificatieplaatje? Waarom werd zijn lichaam niet geregistreerd? Hoe en waarom geraakten net déze objecten in het archief? We zullen het wellicht nooit weten.

Het graf van een onbekende soldaat op de Duitse militaire begraafplaats van Lommel. Meer dan 39.000 soldaten zijn er begraven. Foto © Monique Bogaerts

Wie zoekt, die vindt

Eind 2020 worden de archiefbestanden rond ’40-’45 uit het gemeentearchief overgedragen aan de Stichting Erfgoed Eisden. Voorzitter Jan Kohlbacher belt me op en vraagt of ik meer over de bewuste soldaten weet. Ik stel hem voor om nabestaanden op te sporen. Zijn ze nog op zoek? Hebben de objecten voor hen een betekenis?

In Stadtmanns Soldbuch vind ik zijn geboortedatum- en plaats. Daar kom je vaak al een heel eind mee. Ik schrijf enkele heemkundige kringen in de regio Oelde-Beckum in Noordrijn-Westfalen aan, de streek waar Stadtmann opgroeide en woonde. Kort nadien krijg ik een antwoord en wel van zijn nicht Beate. Ik kan het haast niet geloven, want wat is de kans dat er na al die jaren nog nabestaanden zijn? Stadtmann had geen kinderen en was niet getrouwd.

In het bijzijn van Jan Kohlbacher (links) en schepen van Cultuur en Erfgoed Romain Hamers (3e v. links) en mezelf worden Beate en haar man (rechts) ontvangen in het gemeentehuis van Maasmechelen. Foto: © Ulli Kohlbacher

Ik stel haar voor om naar Maasmechelen te komen en zo gaat de bal aan het rollen. Beate is geïnteresseerd in de spullen van haar oom en brengt zelf een heleboel informatie mee. Wanneer we elkaar ontmoeten, heeft ze een doos aan documenten onder de arm. Uit oude brieven blijkt dat Josef voor het laatst gezien werd tijdens gevechten in Boorsem. Ze toont ook foto’s van haar vader Hermann, Josefs jongere broer. De twee lijken sprekend op elkaar. Hermann zocht jarenlang naar zijn broer en overleed zonder ooit te weten wat er precies met hem gebeurde. Beate vertelt me dat er in de familie amper gesproken werd over het nationaalsocialisme en de oorlog.

77 Jaar na Josefs verdwijning op 17 september 1944 ga ik met zijn nicht en haar man naar Boorsem. Sluitende antwoorden over wat er Josef gebeurde, kan ik hen niet geven, maar wel context. Ik leid hun rond door de streek, toon relevante plaatsen en geef uitleg over de bevrijding. Het geeft me het gevoel dat ik kan helpen. Ook het belang van de documenten mag niet onderschat worden. “Een deel van Josef komt nu terug naar huis”, vindt Beate.

Ook in de buurt van dit kapelletje in Boorsem werd in september 1944 hevig gevochten. Foto: © Bram Machiels

Vraagtekens

Die dag maakt indruk. Het zijn het soort momenten die toelaten het verleden vanuit een ander perspectief te bekijken. Herdenken is persoonlijk. Voor mij betekent het ook het ongemakkelijke verleden in de ogen durven kijken, stilstaan bij het waarom erachter en wat dat destijds met mensen deed. Allerlei vragen en gedachten dwalen nog lang door mijn hoofd. Duitse soldaten voerden in Maasmechelen een strijd tegen een overmacht, Maastricht was al bevrijd. Waarom zongen ze nog en probeerden ze het moreel erin te houden? Waarom nog vechten? Welk kader aan persoonlijke en/of ideologische motieven, maatschappelijke waarden en normen, groepsdynamiek, opvoeding en socialisatie speelde mee in hun denken en handelen?

Het lot van soldaten als Josef, Gernot, Franz of Friedrich zijn gehuld in vraagtekens. Wat we over hen weten, zijn vaak slechts fragmenten. Toch wordt het verleden ook door deze persoonlijke verhalen weer even tastbaar en toont het vooral de pure zinloosheid van oorlog en het gevaar van nationalisme en extremisme. Ons bewustzijn van die worst case scenario’s kan bepalend zijn voor hoe we omgaan met problemen vandaag en in de toekomst.

Ook Hubert Richter verdwijnt in ’44. Hij is dan 32 jaar. Wie weet, is zijn familie nog steeds op zoek en vinden ze antwoorden op vragen die meer dan 75 jaar onbeantwoord bleven.

Lotgenoten: deel 3: Josef

Eiland

Zaterdag 16 september 1944: geallieerde soldaten vechten zich al twee dagen een weg door de regio in en rond Maasmechelen. Dorp na dorp wordt bevrijd. Na verwoede schermutselingen trekken de Duitsers zich terug achter de Zuid-Willemsvaart, iets verder meandert de Maas. De grens met Nederland is vlakbij. Tussen de waterwegen ligt een smalle strook land. Daar liggen de laatste niet-bevrijde Maasdorpen in de streek. Duitse troepen hebben er in allerijl stellingen opgebouwd en lijken niet van plan te vertrekken. Zowel Amerikanen als Duitsers weten dat de kanaaloversteek niet zonder slag of stoot zal verlopen. Voor beide partijen is het alles of niets.  

Met operatie Task Force Stokes willen de geallieerden de Duitsers op het ‘eiland’ vanuit Smeermaas en Neerharen in de flank aanvallen. Die aanval met tanks en soldaten moet de Duitse stellingen overrompelen en hun verdediging definitief breken. Tegen de avond begint het offensief. Terwijl tanks van het 66th Armored Regiment over de brug in Smeermaas rollen, beginnen soldaten van het 99th Infantry Battalion Separate aan een moeizame oversteek van de kanaalbrug in Neerharen. Terwijl ze beschoten worden, proberen kleine groepjes soldaten de overkant te bereiken. Hevige artilleriebombardementen tussen beide partijen eisen de eerste dodelijke slachtoffers.

Aftocht

Foto fam. Stadtmann

Unteroffizier Josef Stadtmann ziet de Amerikaanse oversteek met lede ogen aan. In het dagelijks leven is hij tuinman. Nu leidt hij een groep tieners door de strijd aan het kanaal. Met zijn 23 jaar is hij één van de oudere soldaten uit zijn eenheid. De meeste jongens kennen Josef als Jupp, een ervaren en plichtsbewuste leider. Zelfs in de meest uitzichtloze situaties weet hij iedereen steeds weer te motiveren.

En dat is nodig, want ook Josef weet dat de Duitse kaarten niet goed liggen. Zijn eenheid, het 22e Flieger-Ausbildungs-Regiment, leidt onder “normale” omstandigheden rekruten op voor de Duitse luchtmacht. Sinds begin september worden ze als gevechtseenheid aan het front ingezet, maar om die functie naar behoren uit te voeren ontbreekt het aan transport, munitie, zware wapens en gevechtservaring. Josef moet het met zeventien- en achttienjarige rekruten doen die amper een paar maanden legerdienst achter de rug hebben. Voor de meesten wordt het een vuurdoop.

Tijdens de nacht gaat de boodschap rond dat de Amerikanen het kanaal overgestoken hebben en in stelling gegaan zijn. Het besef groeit. Als ze geen terugtrekkingsbevel krijgen, komt het de volgende dag tot een bloedige slag. Josef probeert de stemming er in te houden en zingt voor zijn mannen het liedje Mama’tschi. De weemoedige tekst doet denken aan thuis en ontroert sommigen tot tranen toe. Er wordt niet teruggetrokken.

Op sommige plaatsen blijven Duitse soldaten koppig doorvechten. Toch staken velen de strijd en geven zich massaal aan de geallieerden over. Hier wordt een kolonne Duitse krijgsgevangenen weggevoerd. Het tafereel speelt zich af langs de Zuid-Willemsvaart in Boorsem richting Oud-Rekem.

Spoorloos

In vroege ochtend van 17 september breekt de strijd op het ‘eiland’ los. Met een enorme vuurkracht beuken de Amerikanen in op de Duitse linies in Uikhoven, Boorsem en Kotem en veroveren die. Zonder antitankgeschut maken de Duitse piloten in opleiding geen schijn van kans tegen de Amerikaanse pantservoertuigen. In het heetst van de strijd komen Josef en zijn makkers maar tot één conclusie: geen genade. Ook aan geallieerde zijde wordt er geen kwartier gegeven, de gevechten hebben op sommige plaatsen een grimmig karakter.

Amerikaanse tanks en soldaten rukken op. Dit Franse landschap lijkt op dat in de Maasregio in de jaren ’40.
Foto: collectie K. Conaert

Ondanks zijn plichtsgevoel is Josef gedwongen de situatie onder ogen te zien. Rond het middaguur steken de Amerikanen ook bij Rekem het kanaal over en gooien ze nog meer tanks in de strijd. De Duitse linies zijn nu niet meer te houden. In Boorsem ziet Josefs vriend Helmut hem een laatste keer. In een brief aan Josefs moeder schrijft hij later:

“Onder het gehuil van artillerievuur, tankgranaten en vijandelijk geweervuur rende iedereen voor zijn leven. Ik herinner me dat ik Jupp voorbij liep. Met zijn machinepistool dekte hij onze aftocht. Toen we weer verzamelden, merkten we dat onze Jupp ontbrak.”

Lees hier het vervolg

Es war einmal ein kleines Bübchen

Foto: fam. Stadtmann

Lotgenoten deel 2 – Gernot en Franz

Den Elfde

Onlangs was het weer 11 november: springplank naar een lang weekend, opening van het carnavalsseizoen, Singles Day, koopjes. Reden genoeg om te feesten. 11.11 is ook Wapenstilstand. Wat is de betekenis van deze historische dag? Ik merk dat ik mezelf die vraag elk jaar weer stel.

Australische soldaten in de buurt van Ieper tijdens de Eerste Wereldoorlog, bron

Nooit meer oorlog

Op 11 november 1918 komt er een einde aan een slepende, vierjarige oorlog. Het oneindige gedreun van artillerie verstomt. Wapens zwijgen, munitie wordt opgeborgen. Mannen en vrouwen verlaten hun met modder en bloed bevlekte loopgraven en veldhospitalen. Honderdduizenden doden worden begraven op oneindige begraafplaatsen. Een tijd van rouw en heropbouw breekt aan. Het besef groeit: nooit meer oorlog.

Maar de wereld worstelt met oude demonen. Een andere, democratische samenleving met nieuwe waarden en normen stoot onder andere in Duitsland op twijfel en onrust. Iets meer dan twintig jaar na Wapenstilstand brandt Europa. Opnieuw worden ouders kinderloos, kinderen ouderloos. Weer worden buren, familie en vrienden elkaars vijanden. Opnieuw gaan miljoenen mensen mee in leugens van meedogenloze dictators. Hun vrede betekent oorlog.

Foto: Erich Maria Remarque – eigenlijk Erich Paul Remark – in 1929; bron: Bundesarchiv, Bild 183-R04034, Wikipedia CC-BY-SA 3.0

Boekverbranding

Er schiet me een regel te binnen uit een boek van de Duitse schrijver Erich Maria Remarque. Niet uit zijn iconische anti-oorlogsboek ‘All quiet on the western front/ Im Westen nichts neues’, maar uit het vervolg daarop. In ‘De weg terug’ zegt één van de personages, een leraar: “ik wil mijn jongens (leerlingen) bijbrengen wat vaderland wérkelijk betekent. Het betekent namelijk hun thuis en geen politieke partij.”

De context in het boek is een ontmoeting tussen enkele oorlogsveteranen en een groep jongeren, vermoedelijk in de jaren ’20. De jongeren maken deel uit van een nationalistische padvindersorganisatie. In het bos spelen de kinderen militaire veldoefeningen na. Als de veteranen misnoegd reageren, worden ze uitgescholden voor lafaards en vaderlandsverraders. De scene is fictief, maar het is duidelijk wat Remarque – zelf een veteraan van ’14-’18 – ermee wil zeggen.

Vanaf 1933 worden Remarques boeken in nazi-Duitsland verboden en verbrand. In Europa ontketent het naziregime een ideologische vernietigingsoorlog. Net als Friedrich trekken Gernot Prilop en Franz Sauersopf ten strijde. Het verleden haalt zichzelf weer in.

Jongens die willen vliegen

Franz Sauerzopf

Collectie Karsten Conaert

Franz Sauersopf groeit op in het Oostenrijkse Fürstenfeld. Hij wil graag steenhouwer worden, maar daar beslist de oorlog anders over. De Duitse luchtmacht keurt hem goed voor een opleiding tot piloot. In 1943 wordt de zeventienjarige Franz geschoold tot boordschutter en vliegtuigtechnicus.

Na de geallieerde invasie in Normandië in juni 1944 loopt het anders. Franz wordt overgeplaatst naar de landstrijdkrachten. Op 24 september krijgt hij een wapen in zijn handen gedrukt. Zijn eenheid wordt in de bittere Slag om Aken geworpen. Daar wordt Franz door Amerikaanse troepen gevangen genomen. Wat er daarna met hem gebeurt, weten we niet.

Gernot Prilop

Collectie Karsten Conaert

Gernot Prilop wordt op 1 augustus 1926 geboren in het Duitse Gifhorn, niet ver van Hannover. Vanaf april 1935 is hij lid van de Hitlerjugend. In de ‘vliegeniersafdeling’ (Flieger-Hitlerjugend) van deze extremistische jeugdbeweging leert Gernot als tiener zweefvliegen.

In januari ’44 is het zover. Gernot wil gevechtspiloot worden. In het 53e Flieger-Ausbildungs-Regiment mag hij zijn militaire opleiding starten. Een jaar eerder begon ook Franz in die eenheid zijn basisopleiding. In tegenstelling tot Franz, wordt Gernot afgekeurd als toekomstig piloot.

In de zomer van ’44 wordt ook hij met de feiten geconfronteerd. Het Flieger-Regiment 53 wordt in hevige bevrijdingsgevechten in België gesleurd. Het is goed mogelijk dat hij midden september ingezet wordt in de Slag om Geel. Aan het einde van die maand wordt hij overgeplaatst en komt hij bij een luchtafweereenheid terecht. Met hun geschut moeten Gernot en zijn kameraden het luchtruim “verdedigen”. Dat wordt gedomineerd door steeds meer geallieerde bommenwerpers en jachtvliegtuigen op weg naar Duitsland.

Het verdere relaas van Gernot is onduidelijk. Op 7 november ’44 schrijft hij zijn militaire loopbaan neer in een brief. Onderaan voegt hij nog toe:

“Op 12 januari 1941 stierf mijn vader als gevolg van een hartaandoening. Op 29 december ‘41 sneuvelde mijn oudste broer aan het Oostfront. Mijn tweede oudste broer is onderofficier en de jongste gaat nog naar school.”

Zelfde demonen, ander jasje

Toegegeven: dit verhaal springt een beetje van de hak op de tak, dus kom ik tot mijn punt. De Eerste en Tweede Wereldoorlog behoren langzaam tot de geschiedenis, maar actueel blijft: hoe willen we met elkaar omgaan? Hoe willen we dat de samenleving eruit ziet? En waar gaat die heen, wanneer een stijgend aantal mensen steeds meer algemene waarheden ontkracht of ontkent?

Deze blog hoeft niet uit te leggen waartoe haatspraak, manipulatie en extremisme leiden, want het antwoord zouden we eigenlijk moeten weten. Wat als de geschiedenis zichzelf herhaalt en onze samenleving radicaliseert? Zijn wij het dan, die dader worden en boeken verbranden? Worden onze kinderen de volgende Gernot of Franz? Misschien reden temeer om nog eens stil te staan bij dagen als Wapenstilstand of acht mei 1945? Kwestie van oude demonen hun plezier niet te gunnen.

Binnenkort verschijnt er een derde deel uit deze reeks.

Lotgenoten – deel 1: Friedrich

In het boek ‘helmen in de achtertuin’ beschrijf ik de bevrijding van Maasmechelen en omgeving vanuit verschillende perspectieven. Naast verhalen van burgers en geallieerde soldaten speelt ook het relaas van Friedrich, de jonge soldaat op de cover, een prominente rol. De foto ontstaat vermoedelijk nog voor zijn achttiende verjaardag begin augustus 1944. Iets meer dan een maand later sneuvelt Friedrich op 17 september in Maasmechelen. Wie was hij en wat gebeurde er met hem?

Herinneringen

Eveneens in september ’44 wordt Friedrichs ouderlijk huis getroffen door een bombardement. Zijn ouders, zussen en broertje – die de ramp overleven – kunnen enkel toekijken hoe hun thuis en bezittingen in vlammen opgaan. Het is omwille van die reden dat er haast geen brieven, foto’s of andere documenten over Friedrich bestaan. De schets van Friedrichs leven en zijn motivatie om als vrijwilliger naar de oorlog te trekken, is dan ook voornamelijk gebaseerd op herinneringen van zijn oudste zus.

Eén van de moeilijkste passages bleek de reconstructie van Friedrichs laatste levensfase: zijn legerdienst. Die wordt sterk beïnvloedt door de geallieerde invasie op 6 juni 1944, beter gekend als D-Day. Nog meer worden die laatste maanden bepaald door wat er daarna gebeurt: de chaotische terugtrekking van de Duitse strijdkrachten uit Frankrijk naar België en de hevige gevechten die daarop volgen.

Taxis to Hell – and Back – Into the Jaws of Death – R.F. Sargent; Public Domain; https://en.wikipedia.org/wiki/Into_the_Jaws_of_Death

Lotgenoten

Door het gebrek aan gegevens uit eerste hand, ging ik op zoek naar informatie over leeftijdsgenoten die in dezelfde eenheid als Friedrich dienden. In het boek vind je een uitgebreid verslag van hoe enkele van deze jongeren de dramatische zomer van ’44 meemaakten en hoe dat hun denken en handelen beïnvloedde.

Enkele nieuwe verhalen in die reeks zijn die van Gernot Prilop en Franz Sauerzopf. Net als Friedrich melden ze zich in 1944 bij de Duitse luchtmacht (Luftwaffe) en komen ze terecht in zogenaamde Flieger-Ausbildungs-Regimenter. Dit zijn opleidingseenheden waarin nieuwelingen tijdens een achtwekelijkse militaire basisopleiding klaargestoomd worden tot volwaardige luchtmachtsoldaten. Op basis van hun capaciteiten, eventuele beroepsvoorkennis en eigen motivatie stromen de rekruten vervolgens opnieuw door. Daarna begint een specifieke opleiding tot piloot of vliegtuigbemanning, technisch personeel, para- of grondtroepen. Franz en Gernot voegen zich bij het Flieger-Regiment 53, Friedrich komt bij het 22e regiment terecht.

Franz Sauerzopf

Collectie Karsten Conaert

Gernot Prilop

Collectie Karsten Conaert

Geen elite

Naarmate de oorlog vordert en de geallieerden in alle windrichtingen doorbreken, neemt de situatie aan het front steeds extremere vormen aan. Op de geallieerde overmacht aan materieel, vuur- en mankracht heeft de Duitse legerleiding geen antwoord. Vanaf augustus ’44 storten de linies in Frankrijk definitief in elkaar.

Na de snelle geallieerde bevrijding van Brussel en de Antwerpse binnenstad bouwen Duitse troepen achter de Kempische en Limburgse kanalen haastig nieuwe stellingen op. De waterwegen vormen de slagaders binnen die defensieve strategie, maar ze zijn fragiel. Al snel slaan de geallieerden opnieuw een bres in de Duitse verdediging.

Om de gaten in kritieke fronten – niet enkel in België – te dichten, voert het Duitse leger in ijltempo versterkingen aan. Als gevolg worden de Flieger-Regimenter gedeeltelijk overgeheveld naar landstrijdkrachten, tankeenheden of zelfs Waffen-SS-troepen met een dringend tekort aan manschappen. Jongeren als Franz, Friedrich en Gernot zien hun kans om als Fallschirmjäger of gevechtspiloot tot Duitse “elitetroepen” te behoren in rook opgaan. Ze zullen nooit een vliegtuig van dichtbij te zien krijgen.

In deel 2 en 3 van deze reeks lees je binnenkort meer over Franz Sauerzopf en Gernot Prilop. In het boek ‘Helmen in de achtertuin’ lees je het volledige verhaal over Friedrich.

Duitse stafkaarten: ‘Lage West’: 10.09.1944 en 15.09.1944; http://www.wwii-photos-maps.com

Op deze Duitse stafkaarten zie je links de frontsituatie (blauwe stippellijn) op 10 september 1944. In de Kempen en in Limburg stopt de geallieerde opmars grotendeels aan het Albertkanaal. In vijf dagen tijd verschuift het front zich bijna volledig naar de Zuid-Willemsvaart en het kanaal Bocholt-Herentals. Interessant is de uitstulping tussen Lommel en Neerpelt. Vanuit deze streek wordt in september ’44 het grondoffensief van Operatie Market Garden gelanceerd.

Het bos van Below

Heb je ook zo’n plek waar het verleden zo tastbaar wordt dat je het bijna kan “voelen”? Het Belower Wald in Duitsland is voor mij zo’n plaats. De omgeving alleen al: absurd weinig inwoners per vierkante kilometer en niets dan velden, bossen en meren. Het soort landschap waar je je klein en eenzaam voelt, typisch Mecklenburg-Vorpommern dus. Je kan er behoorlijk lang wandelen en op je pad meer dieren dan mensen aantreffen.

Een bos met een verleden

Het gehucht Below (uitgesproken als bé-loo) is zo klein dat je’t niet eens vindt op Google Maps. Als oriëntatiepunt voor je gps gebruik je best het indrukwekkende landhuis (Gutshaus Below), dat vlakbij het bos ligt, of het stadje Wittstock. Los van het pittoreske landschap vind je hier tastbare sporen van een tragisch verleden.

Van 23 tot 29 april 1945 is het bos een tijdelijke onderkomen voor meer dan 16.000 mensen. Net voor het Rode Leger het concentratiekamp Sachsenhausen – op een steenworp van Berlijn – bevrijdt, stuurt de SS-kampbewaking tienduizenden gevangenen op gedwongen voetmarsen in noordwestelijke richting. Waar ze heen gaan, weten enkel de SS’ers.

Tijdens de tocht is er gebrek aan alles: voedsel, drinkwater, medische verzorging, warme en regenbestendige kledij. Velen zijn of worden ziek. Door de dramatische leefomstandigheden en het geweld in het kamp zijn talloze gevangenen fysiek erg verzwakt. Nu worden ze op sommige dagen tot wel 40 kilometer per dag voortgedreven. Iedereen die niet verder kan, riskeert door de bewakers vermoord te worden. Naast wegen blijven talloze lijken achter.

Gevangenen in Sachsenhausen, 1938bron

Dodenmarsen

De zogenaamde Todesmärsche of “dodenmarsen”, zoals ze na de oorlog genoemd worden, vormen het laatste hoofdstuk van twaalf jaar terreur, onderdrukking en moord tijdens het naziregime. Ze nemen in heel Europa plaats en hangen samen met de ontruiming van concentratiekampen, kort voor geallieerde troepen het kamp en de omliggende regio bevrijden. Bijgevolg vindt het merendeel van de dodenmarsen plaats tijdens de laatste oorlogsmaanden, weken en dagen. Niet onbelangrijk: de misdaden vinden nu niet meer in de kampen zelf plaats, maar in het openbaar, in steden, op het platteland, in kleine dorpen en straten. Iedereen is getuige.

Schilderij van overlevende Gino Pezzani, 1950bron

Waldlager

Wanneer de lange, troosteloze kolonnes in Below halt houden, slaat de SS in het bos een provisorisch kamp op, omringd met bewakers. Van ontsnappen is geen sprake. In de loop van zes dagen (over)leven tussen de bomen duizenden mensen. De kleine hutjes gemaakt van takken en kreupelhout geven weinig beschutting tijdens de bitter koude nachten. De mars gaat verder en voert de uitgeputte mannen, vrouwen en kinderen nog eens 100 kilometer verder. Diegenen die overleven, worden begin mei door Russische of Amerikaanse troepen bevrijd. De SS-bewakers zijn dan al gevlucht.

Overleven

Waarom mist deze den een deel van zijn schors? In Below laat de SS toe dat medewerkers van het Internationale Rode Kruis levensmiddelpakketten kunnen verdelen. Dat geeft de gevangenen een sprankeltje hoop, maar er is een probleem: er is niet genoeg voor iedereen. Lege conservenblikken worden geplooid en omgevormd tot primitieve raspen. Daarmee snijden gevangenen boomschors af, die ze fijnsnijden en met regenwater uit plassen mengen tot een soort brei.

In de schors van deze beuk zie je de contouren van een pad dat naar een huis leidt. Op de afdruk rechts zou verder een meer afgebeeld zijn. Aan de rand ervan staat een huisje, vermoedelijk een sauna. De afbeelding bevindt zich erg laag op de stam. Het is mogelijk dat de persoon die de gravure maakte, te zwak was om te staan en de tekening daarom zittend in de boom kerfde. De motivatie achter het kunstwerkje is allicht heimwee en de herinneringen aan thuis.

Rechts: infopaneel documentatiecentrum Todesmarsch im Belower Wald

Stille getuigen

Dit bos vertelt het verhaal van enkele verschrikkelijke dagen in ’45, in het grotere verhaal slechts een momentopname. Toch is bijna elke boom een stille getuige van mensenrechtenschendingen en misdaden van de SS. Nog meer vertellen ze het relaas van honderden slachtoffers van het nationaalsocialisme. Al meer dan 75 jaar tonen ze de sporen hiervan in hun bast.

Tijdens mijn bezoek aan Below is het broeiend heet. De dichte boomkruinen van beuken, dennen en eiken scheppen een aangename koelte. Ik probeer het verhaal in me op te nemen. Wat ooit rondom me gebeurde, is moeilijk te vatten. In het bos word ik een opmerkelijke, bijna drukkende stilte gewaar. Ik wandel terug naar de parking naast het nabijgelegen documentatiecentrum. Net voor ik wil instappen, ritselt er iets in het struikgewas naast de auto. Het is een reekalfje. Twee oogjes priemen door de bladeren en kijken me bang aan. Bij het verlaten van het bos, draai ik dezelfde weg op die de gevangenen ooit namen.

Foto’s Belower Wald: Karsten Conaert

Lees ook: Van mens naar nummer

Soldaten op de Heirbaan

15 september 1944: Duitse troepen hebben zich uit Opgrimbie teruggetrokken. Aan de kerk vereeuwigt hobbyfotograaf Jan Zjang Mechels een geallieerde kolonne jeeps, pantservoertuigen en soldaten. Zjang heeft zijn handen vol en neemt die dag een reeks unieke bevrijdingsbeelden.

Photoshop: Frank Quax

De troepen op de foto behoren mogelijk tot het 82nd Reconnaissance Battalion, een Amerikaanse eenheid die meerdere Limburgse dorpen en gemeenten bevrijdt. Ook de dertienjarige Josef Crijns (rechts) trekt er op uit. Net als vele anderen is hij nieuwsgierig naar wat er allemaal gebeurt in het dorp.

De kasseienbaan die de Heirstraat ooit was, behoort ondertussen tot een ver verleden. Ook de dorpskern is na 76 jaar sterk veranderd.

Historische foto: Jan Mechels; Stichting Erfgoed Opgrimbie Vroeger en Nu
Hedendaagse foto: Bram Machiels

Voorbij, maar niet over

Over wonden die je niet kan zien

11 november 1918, 11.00 uur: de wapens zwijgen, maar de tol is hoog. Tussen vreugde, vrijheid en puin hinkt een oorlogsinvalide. In ziekenhuizen stromen ook mannen toe zonder fysieke verwonding. Ze staren, stotteren, spreken niet. Hun handen beven, sommigen kunnen plots niet meer lopen. “Shellshock”, zeggen de dokters. Iets dat later als posttraumatische stressstoornis omschreven wordt.

De velden, tijdens vier jaar herschapen tot modderige moordvlakten, tekenen het landschap met tienduizenden graven. Velen keren nooit meer terug naar huis. En als ze dat wel doen, zijn ze vaak niet meer diezelfde vader, broer of zus die ze waren toen ze vertrokken.

Cornelis Doumen uit Mechelen-aan-de-Maas trekt in 1914 naar het front en overleeft de waanzin. Hij wordt leraar mechanica op het Heilig-Hartcollege en staat bekend als een stille, maar taaie man. Thuis kan hij soms plots vreselijk boos worden. Zijn familie wijt het aan ’14 – ’18. Eind jaren vijftig overlijdt Cornelis.

De laatste fysieke voorwerpen ter herinnering aan de oorlogservaringen van Cornelis Doumen. Collectie familie Kuipers-Doumen

Een handvol herinneringen en een paar spullen is het enige dat van de oorlogsjaren overblijft. “Opa sprak er niet over”, klinkt het. Cornelis was houder van de ‘vuurkaart’, een ereteken voor ex-veteranen. De tekst op de herinneringsmedaille luidt: “IJZER – NIET OVER…”. Dat klopt. In 1918 stopte het geweld, maar voor diegenen die de oorlog meemaakten of overleefden, ging hij soms nog lang door.

Ereteken voor ‘houders van de vuurkaart’