Heb je ook zo’n plek waar het verleden zo tastbaar wordt dat je het bijna kan “voelen”? Het Belower Wald in Duitsland is voor mij zo’n plaats. De omgeving alleen al: absurd weinig inwoners per vierkante kilometer en niets dan velden, bossen en meren. Het soort landschap waar je je klein en eenzaam voelt, typisch Mecklenburg-Vorpommern dus. Je kan er behoorlijk lang wandelen en op je pad meer dieren dan mensen aantreffen.

Een bos met een verleden
Het gehucht Below (uitgesproken als bé-loo) is zo klein dat je’t niet eens vindt op Google Maps. Als oriëntatiepunt voor je gps gebruik je best het indrukwekkende landhuis (Gutshaus Below), dat vlakbij het bos ligt, of het stadje Wittstock. Los van het pittoreske landschap vind je hier tastbare sporen van een tragisch verleden.
Van 23 tot 29 april 1945 is het bos een tijdelijke onderkomen voor meer dan 16.000 mensen. Net voor het Rode Leger het concentratiekamp Sachsenhausen – op een steenworp van Berlijn – bevrijdt, stuurt de SS-kampbewaking tienduizenden gevangenen op gedwongen voetmarsen in noordwestelijke richting. Waar ze heen gaan, weten enkel de SS’ers.
Tijdens de tocht is er gebrek aan alles: voedsel, drinkwater, medische verzorging, warme en regenbestendige kledij. Velen zijn of worden ziek. Door de dramatische leefomstandigheden en het geweld in het kamp zijn talloze gevangenen fysiek erg verzwakt. Nu worden ze op sommige dagen tot wel 40 kilometer per dag voortgedreven. Iedereen die niet verder kan, riskeert door de bewakers vermoord te worden. Naast wegen blijven talloze lijken achter.

Dodenmarsen
De zogenaamde Todesmärsche of “dodenmarsen”, zoals ze na de oorlog genoemd worden, vormen het laatste hoofdstuk van twaalf jaar terreur, onderdrukking en moord tijdens het naziregime. Ze nemen in heel Europa plaats en hangen samen met de ontruiming van concentratiekampen, kort voor geallieerde troepen het kamp en de omliggende regio bevrijden. Bijgevolg vindt het merendeel van de dodenmarsen plaats tijdens de laatste oorlogsmaanden, weken en dagen. Niet onbelangrijk: de misdaden vinden nu niet meer in de kampen zelf plaats, maar in het openbaar, in steden, op het platteland, in kleine dorpen en straten. Iedereen is getuige.

Waldlager
Wanneer de lange, troosteloze kolonnes in Below halt houden, slaat de SS in het bos een provisorisch kamp op, omringd met bewakers. Van ontsnappen is geen sprake. In de loop van zes dagen (over)leven tussen de bomen duizenden mensen. De kleine hutjes gemaakt van takken en kreupelhout geven weinig beschutting tijdens de bitter koude nachten. De mars gaat verder en voert de uitgeputte mannen, vrouwen en kinderen nog eens 100 kilometer verder. Diegenen die overleven, worden begin mei door Russische of Amerikaanse troepen bevrijd. De SS-bewakers zijn dan al gevlucht.
Overleven

Waarom mist deze den een deel van zijn schors? In Below laat de SS toe dat medewerkers van het Internationale Rode Kruis levensmiddelpakketten kunnen verdelen. Dat geeft de gevangenen een sprankeltje hoop, maar er is een probleem: er is niet genoeg voor iedereen. Lege conservenblikken worden geplooid en omgevormd tot primitieve raspen. Daarmee snijden gevangenen boomschors af, die ze fijnsnijden en met regenwater uit plassen mengen tot een soort brei.
In de schors van deze beuk zie je de contouren van een pad dat naar een huis leidt. Op de afdruk rechts zou verder een meer afgebeeld zijn. Aan de rand ervan staat een huisje, vermoedelijk een sauna. De afbeelding bevindt zich erg laag op de stam. Het is mogelijk dat de persoon die de gravure maakte, te zwak was om te staan en de tekening daarom zittend in de boom kerfde. De motivatie achter het kunstwerkje is allicht heimwee en de herinneringen aan thuis.


Stille getuigen
Dit bos vertelt het verhaal van enkele verschrikkelijke dagen in ’45, in het grotere verhaal slechts een momentopname. Toch is bijna elke boom een stille getuige van mensenrechtenschendingen en misdaden van de SS. Nog meer vertellen ze het relaas van honderden slachtoffers van het nationaalsocialisme. Al meer dan 75 jaar tonen ze de sporen hiervan in hun bast.

Tijdens mijn bezoek aan Below is het broeiend heet. De dichte boomkruinen van beuken, dennen en eiken scheppen een aangename koelte. Ik probeer het verhaal in me op te nemen. Wat ooit rondom me gebeurde, is moeilijk te vatten. In het bos word ik een opmerkelijke, bijna drukkende stilte gewaar. Ik wandel terug naar de parking naast het nabijgelegen documentatiecentrum. Net voor ik wil instappen, ritselt er iets in het struikgewas naast de auto. Het is een reekalfje. Twee oogjes priemen door de bladeren en kijken me bang aan. Bij het verlaten van het bos, draai ik dezelfde weg op die de gevangenen ooit namen.
Foto’s Belower Wald: Karsten Conaert
Lees ook: Van mens naar nummer