Eiland
Zaterdag 16 september 1944: geallieerde soldaten vechten zich al twee dagen een weg door de regio in en rond Maasmechelen. Dorp na dorp wordt bevrijd. Na verwoede schermutselingen trekken de Duitsers zich terug achter de Zuid-Willemsvaart, iets verder meandert de Maas. De grens met Nederland is vlakbij. Tussen de waterwegen ligt een smalle strook land. Daar liggen de laatste niet-bevrijde Maasdorpen in de streek. Duitse troepen hebben er in allerijl stellingen opgebouwd en lijken niet van plan te vertrekken. Zowel Amerikanen als Duitsers weten dat de kanaaloversteek niet zonder slag of stoot zal verlopen. Voor beide partijen is het alles of niets.

Met operatie Task Force Stokes willen de geallieerden de Duitsers op het ‘eiland’ vanuit Smeermaas en Neerharen in de flank aanvallen. Die aanval met tanks en soldaten moet de Duitse stellingen overrompelen en hun verdediging definitief breken. Tegen de avond begint het offensief. Terwijl tanks van het 66th Armored Regiment over de brug in Smeermaas rollen, beginnen soldaten van het 99th Infantry Battalion Separate aan een moeizame oversteek van de kanaalbrug in Neerharen. Terwijl ze beschoten worden, proberen kleine groepjes soldaten de overkant te bereiken. Hevige artilleriebombardementen tussen beide partijen eisen de eerste dodelijke slachtoffers.
Aftocht

Foto fam. Stadtmann
Unteroffizier Josef Stadtmann ziet de Amerikaanse oversteek met lede ogen aan. In het dagelijks leven is hij tuinman. Nu leidt hij een groep tieners door de strijd aan het kanaal. Met zijn 23 jaar is hij één van de oudere soldaten uit zijn eenheid. De meeste jongens kennen Josef als Jupp, een ervaren en plichtsbewuste leider. Zelfs in de meest uitzichtloze situaties weet hij iedereen steeds weer te motiveren.
En dat is nodig, want ook Josef weet dat de Duitse kaarten niet goed liggen. Zijn eenheid, het 22e Flieger-Ausbildungs-Regiment, leidt onder “normale” omstandigheden rekruten op voor de Duitse luchtmacht. Sinds begin september worden ze als gevechtseenheid aan het front ingezet, maar om die functie naar behoren uit te voeren ontbreekt het aan transport, munitie, zware wapens en gevechtservaring. Josef moet het met zeventien- en achttienjarige rekruten doen die amper een paar maanden legerdienst achter de rug hebben. Voor de meesten wordt het een vuurdoop.
Tijdens de nacht gaat de boodschap rond dat de Amerikanen het kanaal overgestoken hebben en in stelling gegaan zijn. Het besef groeit. Als ze geen terugtrekkingsbevel krijgen, komt het de volgende dag tot een bloedige slag. Josef probeert de stemming er in te houden en zingt voor zijn mannen het liedje Mama’tschi. De weemoedige tekst doet denken aan thuis en ontroert sommigen tot tranen toe. Er wordt niet teruggetrokken.

Spoorloos
In vroege ochtend van 17 september breekt de strijd op het ‘eiland’ los. Met een enorme vuurkracht beuken de Amerikanen in op de Duitse linies in Uikhoven, Boorsem en Kotem en veroveren die. Zonder antitankgeschut maken de Duitse piloten in opleiding geen schijn van kans tegen de Amerikaanse pantservoertuigen. In het heetst van de strijd komen Josef en zijn makkers maar tot één conclusie: geen genade. Ook aan geallieerde zijde wordt er geen kwartier gegeven, de gevechten hebben op sommige plaatsen een grimmig karakter.

Foto: collectie K. Conaert
Ondanks zijn plichtsgevoel is Josef gedwongen de situatie onder ogen te zien. Rond het middaguur steken de Amerikanen ook bij Rekem het kanaal over en gooien ze nog meer tanks in de strijd. De Duitse linies zijn nu niet meer te houden. In Boorsem ziet Josefs vriend Helmut hem een laatste keer. In een brief aan Josefs moeder schrijft hij later:
“Onder het gehuil van artillerievuur, tankgranaten en vijandelijk geweervuur rende iedereen voor zijn leven. Ik herinner me dat ik Jupp voorbij liep. Met zijn machinepistool dekte hij onze aftocht. Toen we weer verzamelden, merkten we dat onze Jupp ontbrak.”

Es war einmal ein kleines Bübchen
Foto: fam. Stadtmann